Laten universiteiten geld op de plank liggen?

Universiteiten laten “geld op de plank liggen” dat ze van de overheid krijgen om te investeren in bijvoorbeeld onderwijsverbetering en werkdrukverlaging. Dat stelt kamerlid Paul van Meenen dinsdag in de tweede kamer tijdens het onderwijsdebat, als woordvoerder voor D66. Volgens van Meenen “misleiden besturen hun studenten en hun eigen personeel”. Hij benoemde bijvoorbeeld dat de algemene reserves van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de TU Delft respectievelijk 574 en 355 miljoen euro bedragen. het totaal van de reserves van alle universiteiten zou uitkomen op een slordige drie miljard.

Nf7XWS49DnetSD26p5YF_4dvWgH6YbS6UADuoliap3YxdQXDvH32ciYPrpLxJflwzwI-5M-Qde98UDnJHx4tuuaTaimkXH5an9HbrV6JJ-k6-murxCnjPynELm5uqRhEspEg-NM4

Op zijn twitter plaatste van Meenen dit overzicht, waarbij de woorden “vrij besteedbare” in het oog springen.

De Vereniging van Universiteiten (VSNU) noemde de uitspraken in een reactie een “kwalijke misvatting”. Er zouden inderdaad reserves zijn, maar die zijn nodig voor geplande investeringen. Bovendien ligt de reserve zeker niet in zijn geheel ‘op de plank’, maar zit het ook deels vast in schoolgebouwen.

Door een kijkje te nemen in het jaarverslag van de TU Delft, blijkt inderdaad dat die 355 miljoen reserve te zien is als eigen vermogen. Nu is het in de eerste plaats niet vreemd dat een universiteit eigen vermogen bezit. Het woord ‘reserve’ kan echter buiten de context van de balans een hele andere lading krijgen, anders dan als het vereiste eigen vermogen om op onverwachte tegenvallers te kunnen reageren. De Inspectie van het Onderwijs hanteert voor dat vermogen een set kengetallen die mogelijke financiële problemen bij de onderwijsinstellingen herkenbaar moeten maken. Wat betreft de solvabiliteit is de norm dat die minstens 30% bedraagt, waar die van de TU Delft op dit moment nog 46% is.

Als we verder kijken op de balans is te zien dat de liquide middelen aan de activazijde slechts 168 miljoen bedragen, de helft van het bedrag waar van Meenen mee pronkt, waaruit blijkt dat de onderbouwing van de hoeveelheid “geld op de plank” dus niet kloppend is. Wat bovendien opvalt is de specificatie van de liquide middelen die na de balans volgt. Ten gevolge van “investeringen in de campusontwikkeling” verwacht TU Delft de komende jaren een daling van de liquide middelen, waardoor er vanaf 2020 zelfs geld geleend zou moeten worden. Ook het geld dat zogenaamd op de plank ligt heeft dus al een bestemming. Tevens zal de solvabiliteit door die investeringen dalen richting het minimum van 30%, dus wat betreft die norm is er nog een aanleiding om niet direct meer geld uit te gaan geven.

De VSNU laat op zijn website zien dat die verwachting van dalende liquiditeiten niet alleen voor de TU Delft geldt, maar voor alle universiteiten.

vJgUII2eGO8y7K0d-hR7L15lvJoWvkslSs-_uIkpAwDrPvG9ApvSS4hmrzf396YYcKn3krWwlYC7ddwREOQPGmd4JkdKgqBWP8hS0n26Ij7jO05vdJr_PC5PFGdXv1vpU2QggXSp

Allemaal hebben zij te maken met investeringen, zoals het VSNU stelde, die vanuit het eigen vermogen worden gedaan en dus de liquide middelen omlaag brengen. De rentekosten die bij geleend geld komen kijken zouden immers de werkelijke bestedingen aan onderwijs verlagen, en kunnen dus alleen maar als ongewenst gezien worden. Bovendien benoemt de VSNU dat de algehele financiële positie van universiteiten ten opzichte van het vo, mbo en hbo het meest verslechterd is.

Zo blijkt dat de argumenten van regeringspartij D66 gebrekkig zijn, zoals politici in Den Haag overigens wel vaker cijfers zo weten uit te leggen dat ze in hun voordeel werken. De partij lijkt duidelijk te willen scoren op hun belangrijkste onderwerp, het onderwijs. D66 heeft zichzelf immers gekroond tot de partij die daarvoor het sterkst opkomt. Als studenten kunnen we dat alleen maar toejuichen, echter in het vervolg het liefst met valide argumenten.

Sluiten