De zesjescultuur is onzin

De zesjescultuur, de zesjesmentaliteit en de zes-mincultuur zijn veelvoudig gebruikte termen in onderzoeken en nieuwsartikelen. Bij deze termen wordt gerefereerd naar de zwakke en ambitieloze, labbekakkerige houding die scholieren en studenten zouden hebben tegenover het minimaal benodigde resultaat om te slagen. En door het veelvuldige gebruik, lijkt de zesjescultuur daadwerkelijk te bestaan. Echter, ik denk daar heel anders over.

Nederland was één van de eerste landen waarbij het diploma van de middelbare school tevens toegang gaf tot het bijbehorende vervolgonderwijs. Het halen van een VWO-diploma betekende zo, ongeacht de behaalde cijferlijst, ook het toegelaten worden tot een universitaire studie. Misschien herinneren wij ons allen de term ‘loting’ nog wel; zo maakte het voor een numerus fixus studie niet uit hoe hoog je gemiddelde was, of hoe veel uur vrijwilligerswerk je deed, of hoe goed je de toelatingstest maakte: jouw toekomstige loopbaan hing simpelweg af van een getal. De inmiddels welbekende selectieprocedure was in deze tijd slechts van toepassing op de toneelacademie en het conservatorium.

De ‘loting’ werd pas in studiejaar 2017-2018 afgeschaft. In plaats hiervan gingen de onderwijsinstellingen studenten selecteren om de kans te vergroten dat de juiste student op de juiste plek kwam. Bij deze selectie wordt er gekeken naar eerdere onderwijsprestaties, persoonlijkheidskenmerken en motivatie van de aspirant-student. Deze selectieprocedure is slechts van toepassing op de 91 numerus fixus opleidingen in Nederland, maar ook de niet-numerus fixus opleidingen hanteren steeds vaker toelatingseisen; onze eigen 7.0-norm is hier een mooi voorbeeld van.

De zesjescultuur bestaat niet alleen niet door de ontwikkelingen in het onderwijs, maar ook in de ontwikkelingen op de werkvloer; waar een papiertje eens het kunnen van een aspirant-werknemer representeerde, representeert het nu slechts de ‘hard-skills’ van deze persoon. De ‘soft-skills’ worden op de werkvloer steeds meer erkend, en alleen een papiertje is dus niet meer genoeg. Jeroen van Baar, neurowetenschapper aan de UvA, schreef het boek ‘de Prestatiegeneratie’. Hierin stelt hij dat de Milennials en de Achterbankgeneratie maximalisten zijn; we zouden altijd het onderste uit de kan willen halen; we willen onszelf als de sterkste op de markt zetten. We menen hierbij dat een grotere verhouding tussen ‘soft skill’ en ‘hard skill’ essentieel is voor een betere prestatie. In essentie willen wij meer bereiken dan het minimaal benodigde resultaat voor ons diploma, en ook dit spreekt het bestaan van de zesjesmentaliteit fors tegen.

De zesjescultuur is eens ontstaan door de gelijkheid tussen lagere en hogere cijferlijsten. Echter, het introduceren van selectieprocedures en toelatingseisen op hoger onderwijsinstellingen en het vergroten van de ambitiedruk op de werkvloer ondermijnen het bestaan van de zesjescultuur. Het idee van de zesjescultuur heeft zijn beste tijd gehad. Al blijft een 5.5 wel een voldoende, en mij hoor je niet klagen met afgerond een 6 op mijn eindlijst.

Sluiten